Nicodémus
ook
Nicodemus
Verklaring
Gri. 'overwinning' en 'volk', dus: 'overwinnaar met (of: van) het volk'. Naam van de farizeeër die 's nachts heimelijk naar Christus kwam (Johannes 31 v.), Later genoemd als degene die mede voor de begrafenis van Christus zorgde (Johannes 19, 38 v.). Het was in die tijd vrij gebruikelijk dat joden een Griekse naam aannamen.