-brand-
-brand-
Germaanse naamstam met de betekenis `zwaard', vermoedelijk metonymisch of metaforisch uit brand `vlammend (zwaard)'; Oudhoogduits prant, brant; vgl. Middelnederlands brant `vuur, brandend stuk hout, zwaard'; Oudsaksisch brand; Oudfries en Angelsaksisch brand, brond; Eng. brand `brandend stuk hout, fakkel, zwaard' (poëtisch); Oudnoors brandr `brandend stuk hout, zwaardkling, zwaard'. Uit het Germ. ontleend: It. brando `zwaard(kling)', Oudfrans brandon `fakkel'.
Naar het overzicht van de naamstammen