Voornaam
populariteitslijsten
english
-gast
populariteit
verspreiding
-gast
Germaanse naamstam met de betekenis `vreemdeling, gast uit den vreemde, gast'. Van Germ. *gastiz; Got. gasts `vreemdeling', *gast-faths `gastheer'; Oudhoogduits, Middelhoogduits, Middelnederlands en Oudsaksisch gast (in het Middelnederlands kan het woord nog de betekenissen `vreemdeling, vijandelijk krijgsman, vijand' hebben); Angelsaksisch giest `vreemdeling, gast', poëtisch ook `vijand'; Eng. guest; Oudnoors gestr; Deens gjest. Van een Indogerm. wortel *ghosti- `vreemdeling', ook met betekenisontwikkelingen tot `gast' en `vijand', vgl. Lat. hostis `vijand', echter hospes, uit *hosti-potis `gastheer'. Ook verwant is Oudslav. gosti, `gast' (waarschijnlijk ontleend aan de bovengenoemde Got. vorm gasts, gospodi `gastheer', een samenstelling van dit gosti en Slav. podi `heer').
Naar het overzicht van de naamstammen