Voornaam
populariteitslijsten
english
-lef-
populariteit
verspreiding
-lef-
Germaanse naamstam met de betekenis `overblijfsel', in persoonsnamen met de betekenis `zoon, dochter'. Vgl. Got. bi-laibjan; Oudhoogduits leiben; Oudsaksisch lêbhjan; Oudfries lêva; Angelsaksisch læfan, Eng. to leave. Hierbij ook Ndl. leven, dat in Oudnoors lifa ook de oorspr. betekenis `overblijven, achterblijven' heeft; Got. liban; Oudhoogduits leben; Oudnederfrankisch libbon; Oudsaksisch lebhon, libbian; Angelsaksisch libban; vgl. ook Ndl. blijven, Middelnederlands blîven, ook be-lîven; Oudnederfrankisch blîvan; Got. bi-leiban; Oudhoogduits bi-lîban; Oudsaksisch bilîbhan; Oudfries bîliva, blîwa, Nieuwfries bliuwe; Angelsaksisch belîfan. Dit naamelement is vermengd met -lief-.
Naar het overzicht van de naamstammen