-rand-
-rand-
Germaanse naamstam met de betekenis `rand, schildrand, schild'. Germ. en Got. *randa-; Oudhoogduits en Middelhoogduits rant; Middelnederlands rant, rand `schildknop, schild'; Oudsaksisch rand met dezelfde betekenis; Oudfries rond `streep (van een lichte verwonding)', Nieuwfries rânne; Angelsaksisch rand, rond `rand, schild', Eng. rand; Oudnoors rönd. Aan het Germ. ontleend (Westgot.): Spa. randa `kantwerk'. Verwant buiten het Germ.: Oudiers rind `punt'.
Naar het overzicht van de naamstammen