and-
and-
Germaanse naamstam, vgl. Oudhoogduits anto, anado `gevoel van krenking, toorn', Oudhoogduits werkwoord antôn, anadôn, Middelhoogduits anden `straffen, berispen', Nieuwhoogduits ahnden `straffen, wreken' (eigenlijk: `zijn toorn laten gaan'); Oudsaksisch ando `toorn, opgewondenheid'; Angelsaksisch anda `drift, ergernis, haat', andian `benijden'; Oudnoors ande `adem, geest', anda `ademen', andask `sterven'. In namen is de betekenis ongeveer `toornige moed, strijdlust'. Het Oudnoors staat het dichtst bij de oorspr. betekenis: `het hijgen' (i.c. van toorn). Het hoort bij een oorspr. wortel an, die we terugvinden in Got. us-anan `uitademen, sterven'. Daarom is er verband met ans-.
Naar het overzicht van de naamstammen