er-
er-
Germaanse naamstam met de betekenis `eer, roem'. Germ. *aiza, hierbij ook Got. aistan `vereren'; Oudhoogduits êra, Middelhoogduits êre `eer, roem, eergevoel'; Oudnederfrankisch êra, Middelnederlands êre `eer, aanzien, eergevoel, deugd'; Oudsaksisch êra `eer, bescherming, genade, gave'; Oudfries êre `eer, verering'; Angelsaksisch âr `eer, hulp, genade'; Oudnoors Eir, de naam van een godin. Buiten het Germ. is vermoedelijk verwant: Gri. aidomai `ik eerbiedig', aidoos `eerbied'. Bij namen met er- bestaat ook de mogelijkheid dat we door verlies van h- met her- te maken hebben, of door ar-/er-wisseling met arn-.
Naar het overzicht van de naamstammen