lod-
lod-
Germaanse naamstam met de betekenis `beroemd', vgl. Ndl. luid. Dit element werd reeds vroeg verward met de stam vermeld onder lud-. Germ. *hlutha-; Oudhoogduits hlût, Middelhoogduits lût `luid'; Middelnederlands luut; Oudsaksisch, Oudfries en Angelsaksisch hlûd. Van een Indogerm. wortel *klu- `horen', *klu-tó-s `gehoord, beroemd', Oudind. sruta met dezelfde betekenis, Gri. kluein `horen', klutos `waarvan men hoort spreken, vermaard', Lat. inclutus `beroemd'. Ook als naamelement Indogerm.: Oudind. Sruta- maghah, Gri. Klutomèdès, Gall. Cluto-rix. Het bovenstaande geeft de gangbare opvatting weer. Prof. dr. R. van der Meulen heeft erop gewezen dat het de vraag is of dit taalkundig te verantwoorden is. De <B>u<D> in Germ. hl<B>u<D>d is inderdaad moeilijk te rijmen met de oorspronkelijke <B>o<D> in de Frank. namen die met Chlodo- beginnen. De <B>o<D> is hier oorspronkelijk niet <B>u<D>. Gregorius van Tours, een tijdgenoot van de Merovingen (6e eeuw), vermeldt in zijn `Historia Francorum' deze namen nooit anders dan met o, terwijl hij namen met u ook altijd met u geeft (bijv. Fredegundis, Guntchramnus, Arnulfus enz.). Dit maakt het aannemelijker de stam lod- te vertalen als `buit maken (op de vijand)'. Hiervoor pleit ook de Frank. naam Chlodomer, waarin als we zouden uitgaan van een stam met u, tweemaal de betekenis `beroemd' zou voorkomen, terwijl bij een stam met o, de elementen samen een zinvol geheel opleveren.
Naar het overzicht van de naamstammen