Verklaring
Hellenistische vorm van Hebreeuws (Aramees) sjalâm (sjalôm) zion 'vrede van Zion' (zie Sion); uit een verkorting ontstond de naam Salome. De naam komt enkele malen in het Nieuwe Testament voor. Salome is de naam van een van de aanhangsters van Christus, aanwezig bij de kruisiging (Marcus 15, 40) en bij het graf (Marcus 16, 1). In Matteüs 27, 56 wordt zij omschreven als de moeder van de zonen van Zebedeüs, Jacobus en Johannes. Verder is het de naam van een zus van Herodes de Grote en van de dochter van Herodias. Zij eiste, op influistering van haar moeder, als beloning voor het dansen voor Herodes Antipas en zijn gasten, het hoofd van Johannes de Doper op. Vgl. de opera 'Salome' (1905) van Richard Strauss. De naam komt bij Socin al voor in 1177 (Zwaben). Hier komt hij pas in de 17e eeuw voor, in adellijke kringen. Zie ook Selma.