Quirinus
ook
Quirînus
Verklaring
Quirinus was oorspronkelijk de oorlogsgod van de Sabijnen (wel verklaard als 'lanszwaaier'). De inwoners van de Sabijnse stad Cures werden Quirites genoemd. Quirinus werd later een bijnaam van Romulus en Augustus. Het voornaamste heiligdom van Quirinus lag op een van de Romeinse heuvels, daarom Quirinalis genoemd (hier ligt het tegenwoordige Quirinaal). Een ander voorbeeld van een Romeinse Quirinius is de stadhouder van Syrië in de tijd dat Christus geboren werd (zie de Bijbel, Lucas 2, 2). Heiligennaam: 1) Quirinus van Neuss (aan de Rijn); martelaar in Rome tijdens keizer Hadrianus (omstreeks 130). De verering verbreidde zich in sterke mate in de Rijnstreek. Kerkelijke feestdag: 30 maart, in Neuss 30 april. De hulp van St.-Quirinus van Neuss werd ingeroepen bij huidziekten, vandaar de vroegere verklaring (Becanus) van de naam: Quirijn = werin 'hij die (ziekte) afweert'. Andere heiligen van deze naam zijn: Quirinus, bisschop van Siscia (Sissek, in voormalig Joegoslavië); kerkelijke feestdag: 4 juni; Quirinus van Malmédy, zo genoemd omdat zijn relikwieën in de 9e eeuw werden overgebracht naar het klooster Malmédy. Kerkelijke feestdag: 11 oktober. De naam kwam in onze streken op in de 15e eeuw, blijkbaar door de verbreiding van de verering. Bijvoorbeeld in 1413 werd in Keppel een altaar geconsacreerd, onder meer ter ere van St.-Quirinus (Patrocinia 210). Verschillende vormen van de naam waren in gebruik: in het zuiden Corijn, Karijn = Crijn, Quyryn, Hasselt 1423 (Roelandts, 1951, 14); Best 1459: Akarinus dictus Krijn; in Zeeland en Holland in de 16e eeuw: Quirijn, Crijn, Krijn; in de 17e eeuw onder meer Quiring(h), Quiryn. Vr. vormen verschijnen in de 16e en vooral in de 17e eeuw: Quirina, Quirijntgen, Ouirijne, Crijntge, Crijntje, Krijntje, Krinne, Crina.